Het Nederlandse kooikerhondje
Nederland heeft in het verleden al enkele prachtige rassen ontwikkeld en het kooikerhondje is er ongetwijfeld één van. Een wit-rood hondje met bevederde staart en witte pluim. Hij is
lief, vrolijk, pittig, attent en intelligent.
Oorspronkelijk werd het kooikerhondje gefokt om te werken in de eendenkooi, maar mede door zijn handige formaat, zijn schattige uiterlijk en goedgemutst karakter, vond het ook zijn weg als
huishondje.
Geschiedenis
Kooikerhondjes behoren tot een oud, Nederlands ras. Reeds op zeventiende eeuwse schilderijen komen er spioenachtige hondjes voor die veel lijken op het huidige kooikerhondje. Ook op
achttiende en negentiende eeuwse familieportretten treffen we ze aan.
Eerder eenkennig en
terughoudend
Het kooikerhondje is niet te groot, niet te klein, leergierig, kan zelfstandig werken en is niet lawaaierig ; het klinkt bijna te mooi om waar te zijn. Maar er zit wel een klein addertje
onder het gras. Het kooikerhondje is van nature uit eerder eenkennig en terughoudend ten aanzien van vreemden. Er moet dan ook extra aandacht besteed worden aan de socialisatie. Het
is dus zeer belangrijk dat een kooikerhondje al van bij de fokker in contact komt met bezoekers, kinderen,
enzovoort.
Ook wanneer de pup naar zijn nieuwe eigenaar gaat, moet de socialisatie verder gezet worden. Het nieuwe baasje moet zorgen voor plezierige contacten met kinderen, volwassenen, honden en andere
dieren. Hij moet wennen aan huis-, tuin-keuken-, straat- en andere geluiden. Samen op stap gaan om de pup te laten wennen aan geluiden, mensen, kinderen, enzovoort, is zeer belangrijk en mag
zeker niet ontbreken bij een goede opvoeding. De pup moet ervaren dat andere mensen en kinderen ook veilig en aangenaam kunnen zijn. Als je een sociale kooikerhond wil zal je, in de periode dat
hij puppy is, extra veel tijd moeten spenderen aan zijn socialisatie.
Een kooikerhondje is gehecht aan zijn baas en gezin. Hij kan moeilijk alleen blijven en dat moet dan ook aangeleerd worden.
Enkele raspunten :
Schofthoogte : 35 tot 40 cm.
Vacht : middelmatig lange, goed aansluitende beharing.
Kleur : wit met oranjerode platen.
Ogen : amandelvormige donkerbruine ogen met vriendelijke uitdrukking.
Oren : de oren zijn lang behaard en worden tegen de wangen gedragen. Zwarte haarpunten (oorbellen) zijn gewenst
Staart : bevederde staart met een witte pluim.
Karakter : vrolijk, maar niet luidruchtig, zeer op zijn omgeving gesteld, vriendelijk, goedaardig en attent.
Beweging
Een kooikerhondje is een werkhondje. Dat houdt in dat hij veel beweging nodig heeft. Een hond die te veel thuis zit en niet verder komt dan de eigen tuin (al is die nog zo groot),
wordt geestelijk en lichamelijk tekort gedaan. Hij krijgt dan te weinig gelegenheid om zijn spieren te gebruiken, initiatieven te nemen en geurindrukken op te doen. Een kooikerhondje leeft
gemiddeld 10 tot 14 jaar. Tijdens deze periode is de eigenaar verantwoordelijk voor een ‘hondswaardig’ bestaan.
Leren en spelen
De eigenaar moet de intelligentie van het hondje, zijn opmerkzaamheid, zijn werklust en de sterke band met de baas uitbuiten, door veel met de hond bezig te zijn. Kunstjes leren in huis, zoek- en
apporteerspelletjes doen in de tuin of tijdens een wandeling. Spelletjes prikkelen de nieuwsgierigheid van de hond en zijn leervermogen en bevestigen de band tussen baas en hond.
Baas :
De rangorde moet duidelijk zijn : de baas is de baas, dus de roedelleider of alpha-hond. Alleen onder die voorwaarde voelt de pup zich veilig, zal een dier van ongeveer 7 maanden
(pubertijd) leren ”inbinden” en kent de volwassen hond z’n plaats in de roedel (het gezin). Het gevoelige, intelligente kooikerhondje heeft GEEN harde stem of hand nodig, maar wel een heel
consequente aanpak en besliste leiding.
Opvoeding en training
De meeste kooikerhondjes zullen geen werk in de eendenkooien meer verrichten. Daarom zal er in de vorm van spel, cursussen op gebied van gedrag, gehoorzaamheid en behendigheid, speuren en
zoeken “plaatsvervangend” werk gezocht moeten worden.